zaterdag 15 februari 2014

Frisse week!

De FRISSE WEEK is weer niet onopgemerkt voorbijgegaan.
We probeerden de lucht in onze klas zo zuiver mogelijk te houden.
In onze klas zetten we gedurende heel het jaar vensters open om te verluchten,
maar deze week stonden ze nog meer en verder open.
De directeur kwam met een CO2-meter controleren, en het lichtje kleurde meermaals groen,
dus de lucht in onze klas was in orde.
We leerden dat iedereen zijn steentje kan bijdragen om te opwarming van de aarde te verminderen.
We proberen op allerlei manier energie te besparen!

Op DIKKE TRUIENDAG stond de verwarming in onze school volledig af.
Iedereen kwam flink ingeduffeld naar school.
We startten de dag met  een flinke jogging!
De directeur daagde ons uit om helemaal geen elektriciteit te gebruiken.
In de klas hielden we ons warm door regelmatig te bewegen en de oudervereniging kwam langs met warme chocomelk. Mmmm!







 Snoepjeshartjes voor valentijn!

Mmmm,  lekker!


Carnaval komt er aan!

We leerden een leuk lied!



’t Is carnaval, ’t is carnaval van rèteke tèteke tèt.
De mensen hebben lol, ze hebben hun feestneus opgezet.
In lange rij  de polonaise dansen op het bal.
’t Is carnaval, ’t is carnaval, ‘t is carna-carnaval.
Stien en Seth zijn een piraat,
Andra is een draak.
Yarne is een knap soldaat
en Fre is Kapitein Haak.
Andro is Kabouter Klus,
Kato een mooie zwaan,
Liesl is een kleine mus,
Lorenta is een haan.
Douae is een indiaan, Elisabeth een heks.
Jolien die is een banaan, Yoni een T-rex.
Yannis die is Spiderman, de juf een giraf.
Linsy is een mandarijn, ook Milla die is maf.

Ilyas is een ooievaar,  Romaira een trompet.
Jasmijn is een olifant, Gloria een gazet.
Stef speelt voor lucifer, Arthur is een sigaar,
Romelvia een krokodil, Claudia een gitaar.

Maskers!!!



 


Het au-lied!

Onlangs leerden we het “au-lied”.

Dit lied maakt het uw kind makkelijker om een onderscheid te maken tussen woorden met “au” en woorden met “ou”.
In het lied komen enkel woorden voor met “au”.
Uw kind kent dit lied, weet welke woorden bij het lied passen.
Als uw kind het woord “saus” hoort, weet uw kind dat dit woord in het lied voorkomt en dus met een “au” wordt geschreven.
Het woord “mouw” komt niet in het lied voor en schrijf je dus met “ou”.

Au! Wat doet dat pijn! Wat doet dat pijn! Al die woorden in mijn hoofd. 
Al woorden met een au stop ik vandaag ik mijn hersenpan.
Laura heeft de auto van de paus met blauwe saus overgoten. 

Ze pikte ook een veer van een mooie pauw. Dat vond iedereen wel flauw.